1. Verheug u, door wie de vreugde is verschenen ;
Verheug u, door wie de vloek is verdwenen.
Verheug u, door wie Adam op kan staan ;
Verheug u, Eva droogt door u haar tranen.

Verheug u, hoogte die ons overstijgt ;
Verheug u, diepte die geen engel peilt.
Verheug u, gij zijt de troon van de Koning ;
Verheug u, de Schepper koos u tot woning.
Verheug u, ster, zo stralend als de zon ;
Verheug u, in uw schoot woont onze God.
Verheug u, door wie de schepping wordt vernieuwd ;
Verheug u, door wie de Schepper komt als kind.
R. Wees gegroet, o bruid, altijd maagd.
Alleluia, alleluia, alleluia !

2. Verheug u, open bloem die nooit verwelkte ;
Verheug u, gouden kroon van kracht en sterkte.
Verheug u, in wie de verrijzenis reeds oplicht ;
Verheug u, die op de hemel onze blik richt.

Verheug u, gij geeft vruchten die ons voeden ;
Verheug u, in uw schaduw vindt men koelte.
Verheug u, uw schoot draagt voor verdwaalden een Leider ;
Verheug u, gij baart voor gevangenen een Bevrijder.
Verheug u, gij bidt de Rechter om barmhartigheid ;
Verheug u, Hij scheldt om u ons onze schulden kwijt.
Verheug u, die de moedelozen hoop geeft ;
Verheug u, die Gods liefde aan ons doorgeeft.
R. Wees gegroet, o moeder van de Heer
Alleluia, alleluia, alleluia !