Refr. Alleluia! Alleluia !
Alleluia! Alleluia ! (bis)

1. Kom, mijn ziel, verheerlijk God, de Hoogste.
Wat zijt Gij groot, Heer mijn God !
Heer, U bent bekleed met glans en luister.
Uw mantel is zuiver licht.

2. Gij spande de hemel als een tentdoek.
Daarboven houdt Gij verblijf.
Gij grondde de aarde op haar zuilen,
Voor eeuwig wankelt zij niet.

3. Heer, U laat uit bronnen beken stromen.
De bergbeek wijst Gij de weg.
Gij doet voor de mens het zaad ontkiemen ;
Het graan dat brood aan hem schenkt.

4. Dan maakt Gij het donker en de nacht valt.
Het wouddier zwerft in het rond.
Maar het keert terug zodra het licht wordt,
Dan gaat de mens aan het werk.

5. O, Heer, al uw werken zijn ontelbaar,
Geheel in wijsheid gemaakt.
Gij vervult de aarde met uw rijkdom
En allen hopen op U.

6. Waar Gij maar uw Geest zendt, komt er leven.
Gij maakt de aarde weer nieuw.
God verheuge zich in al zijn werken,
Aan Hem de roem voor altijd.

7. Ik wil heel mijn leven God bezingen,
Een lied zolang ik besta.
Ik wil met mijn lof de Heer behagen.
Mijn vreugde vind ik in Hem.