R. De armen
Zullen eten
Aan de tafel van de Heer ;
Hij zal zelf
Hun voedsel zijn,
De Heer zal
Hen bedienen.

1. De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort ;
Hij laat mij weiden op groene velden.
Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten.
Hij geeft mij weer frisse moed.

2. Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden
Omwille van zijn Naam.
Al voert mijn weg door donkere kloven,
ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.

3. Uw stok en uw herdersstaf
Geven mij moed en vertrouwen.
Gij nodigt mij aan uw tafel
Tot ergernis van mijn bestrijders.

4. Met olie zalft Gij mijn hoofd,
Mijn beker is overvol.
Voorspoed en zegen verlaten mij nooit,
Elke dag van mijn leven.

5. Het huis van de Heer zal mijn woning zijn
Voor alle komende tijden.
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
Nu en in eeuwigheid. Amen.